Lutgart had het goed begrepen. Dacht ze. Ze moest vriendelijker zijn voor onze medemensen. En ze moest vooral de sukkelaars helpen. Op haar wandelingetjes door de Lange Munt kwam ze vaak huppelende jongmensen tegen die met kleverige newspeak geld vroegen voor de weeskindjes in Afrika, de zieke mensen in Venezuela of de diepgelovige Christenen uit het Midden Oosten, op de vlucht voor religieuze waanzin. Lutgart was telkens onder de indruk. Maar met haar klein pensioentje kon ze de gepiercte wereldverbeteraars weinig bieden.
Ze kende wel een sukkelaar uit haar straat. Andrés winkeltje was failliet gegaan toen hij net geen 63 jaar was, gerold door een gewiekste cafékennis. Het was niet de eerste keer. André was veel te goedgelovig. En dat heeft pijn gedaan. Solidariteit mag dan wel genationaliseerd zijn, sommigen, zoals André, vallen steevast uit de boot. Hij woont in een huisje van zijn zus. Boven is alles dichtgetimmerd, beneden woont hij. Alles in één ruimte, om te sparen op verwarming. Eten komt van de voedselbank. Of soms eens van bij Lutgart, overschot van de zurkelplets bijvoorbeeld. Weinig jongeren hebben daar aandacht voor. Je kan met iemand als André de wereld niet verbeteren. Ze zouden hem nochtans kunnen helpen, met soep of zo. Maar dat staat niet op hun millennial cv’tje. Hiermee kan je nooit voluit gaan voor een master-na-master in de culturele antropologie.
Ze kende ook een alleenstaande moeder met drie kindjes. Greetje had geen geluk in de liefde. Ze viel telkens op de verkeerde, die haar keer op keer met het resultaat van haar onvoorwaardelijke overgave liet zitten. Aan haar diploma verkoop heeft ze ook niet veel gehad. De zorg voor haar kindjes ging voor. Ze leefde van uitkeringen. Haar gezin verdween in de statistieken van de kinderarmoede. Geen uitstapjes naar Bellewaerde, geen Xbox. Goedkope jenever en sigaretten konden de ellende niet doen verdwijnen maar Greetje bleef van haar kindjes houden. En af en toe stak Lutgart een stukje versleten speelgoed binnen, iets wat ze op haar zolder gevonden had.
Met zoveel mensen wereldwijd op de vlucht, met zoveel mensen op zoek naar geluk en een inkomen, moet er iets gebeuren. De nieuwsuitzendingen van VRT en VTM hamerden het er bij Lutgart in. Lutgart zou haar voordeur openzetten, nu voor iedereen. De zoete inval bij Lutgart. Greetje en de kindjes kwamen op woensdagmiddag langs, voor een lekkere pannenkoek. Op dinsdag en soms op donderdag sprong André binnen om naar Familie te kijken. En een pintje te drinken. Op maandag kwamen Vladimir en Marek een karweitje doen, of gewoon niets doen en een boterham eten en op vrijdag kwam Mo binnen met zoete koekjes. “Voor de geburen, Lutgart”, zei hij. In ’t weekend waren het Corneliu en Grigore, en de kindjes van Fatima en Malik. Zondagavond zaten Henk en Ingrid mee voor de TV, met een doosje Pringels die ze meestal zelf meebrachten.
Die kleine dingen maakten Lutgart gelukkig. En iedereen hoorde van de zoete inval. En iedereen kwam langs. Tot in Gentbrugge en Ledeberg kenden ze Lutgart. Het pensioentje voldeed niet meer om elke dompelaar dat kleine stukje geluk te geven. Lutgart verkocht dan maar wat spullen van haar overleden echtgenoot en haalde haar spaarboek leeg. Het jonge geweld van de Lange Munt had haar doen inzien dat gastvrijheid heilig, onbegrensd en bindend was. Haar spaarcentjes hield ze bij in een klein ijzeren koffertje, om het leed te verzachten waar nodig.
Alleen jammer dat haar voordeur openbleef. De wijkagent had het nog zo gezegd.