Er rommelde iets in de burcht aan de samenvloeiing van de twee grote rivieren. Mathias de Cleynzoon, ook de Welbespraakte genoemd, stak het niet langer onder stoelen of banken dat hij, en alleen hij, de nieuwe leider van de burcht zou worden. Met een verbeten enthousiasme dat niet meer was voorgekomen sinds de kruistochten, gooide hij zich in een bitste strijd om het leiderschap. Krachttermen als vrijheidsminnend, positief en fier moesten de burchtbewoners aantonen dat het menens was. Ook het nieuwe begrip “Uyt-de-Dhose” denken, overgewaaid van de Angelsaksische eilanden, moest de burgers aanzetten om niet meer slaafs de oekazen van ridder de Roode de Mariakerque te volgen, noch zich met blindheid in de wilde avonturen van de twee koningskinderen uit het verre Westen te storten. Nadat hij de oude voorman van de stadsmilitie voor zich had kunnen winnen, een oude Baskische strijder die zich taalgewijs perfect had geïntegreerd in de burcht, was de Cleynzoon steeds meer overtuigd dat alleen hij het pleit zou winnen.
Maar achter zijn ambitie die volgens hem de diversiteit omarmde schuilde een donker geheim. Al veertien jaar ging de jongeling gebukt onder een waar familiedrama. Veertien lange jaren waren voorbijgegaan sinds de grootvader van de Cleynzoon er eigenhandig voor gezorgd had, op een Staten-Generaal van zijn clan, dat burgers, geboren in burchten, ver weg van de eigen burcht, zich kandidaat konden stellen om mede de eigen burcht te regeren. Deze beslissing met vergaande gevolgen werd een waar drama voor de jonge Mathias. Hierdoor had ridder de Roode de Mariakerque, ooit zijn progressieve mentor, de kans schoon gezien om twee frisse prinsjes uit het verre Westen aan de borst te drukken. Deze twee inwijkelingen, vreemdelingen zeg maar, hadden zich ontwikkeld tot vooruitstrevende bestuurders met frisse, maar voor veel burgers waanzinnige ideeën, iets wat de ridder wel kon smaken. Deze laatste kon het zich zelfs permitteren de Cleynzoon opzij te schuiven als troonopvolger en de stad over te laten aan de utopieën en de luchtkastelen van de prinsjes. De dag dat ridder de Roode de Mariakerque proclameerde dat de luchtwegen de belangrijkste wegen waren voor de inwoners van de burcht, wist de Welbespraakte dat hij het ging moeten opnemen tegen de gebakken lucht van de heersende Burcht Brigade.
Daarom ging hij furieus op zoek naar concrete succesverhalen: de haven, de vele startende ondernemingen, de samenwerking met de naburige landen… deze werden zorgvuldig neergepend in het blauwe boek van zijn verwezenlijkingen. Hij kreeg zelfs de hulp van Willem Met den Gespleten Tandt, een oude krijger van vele oorlogen. Dat deze aan de wieg stond van mededingingsrecht voor vreemdelingen was geen bezwaar. Het doel heiligt, ook in de donkere dagen van de burcht, de middelen.
Engagement en deskundigheid waren het ultieme wapen tegen de frivole fabels van de heersende klasse. Suiker en zeem verving Mathias de Welbespraakte door peper en zout. Het moest hem het aureool van kracht en onoverwinnelijkheid geven, maar het moest er hem er ook elke dag aan herinneren dat de wonden van het verleden zijn ultieme drijfveer zijn om de eindzege te behalen. Dan pas zou zijn queeste ten einde komen.