Zondag 14 oktober, 13 uur. De tijd van het Grote Gat breekt aan. De tijd tussen het moment dat alles mogelijk was tot het moment dat niets meer mogelijk is. Die luttele uren waarin politiek al het ware dood is verklaard zijn misschien wel de meest intense uren van de democratie.
Het is dan afwachten of zij die de verkiezingen gewonnen hebben ook de telling zullen winnen. Op plaatsen waar de uittredende meerderheid het alleenrecht had op het Grote Gelijk is dát nog maar de vraag. De postjes en de subsidies liggen al lang klaar en die mogen niet verloren gaan aan hen wiens bloed men drinken kan. De mandatenkoningen en -prinsen verkopen hun vel duur. De weldaden van de welvaartsmaatschappij zijn het privilege van het eigen volk, met de juiste partijkaart. Dat geef je niet zomaar uit handen. De getuigen in de stembureaus zijn dan ook maar de zwakste pionnen van het politieke spel. Daarom moeten we van die enkele uren genieten, naïef dromen van betere tijden en de essentie van de democratie.
Tijdens het Grote Gat wordt het nagelbijten. Voor zij die op pensioen gaan of voor zij die volgens sommigen al met één voet op de trein naar Brussel staan. Ook voor de Turken wordt het een middag van zenuwachtig thee drinken en sigaretten roken. Zal hun stem gehoord of versmoord worden in de veelheid van partijtjes en strekkingen. Zal hun radicale gelijkheid wegdeemsteren in het radicale niets, of mogen we ons verwachten aan een maandelijks nationalistisch robbertje vechten op de banken van de gemeenteraad? Ook de burgers van Gent die zich door de arrogantie van de laatste zes jaren van bestuur hebben verenigd, zullen zitten schuiven op hun stoelen. Was het de moeite waard, worden zij Gand-en-marche, of slechts een voetnoot in de roemrijke geschiedenis van Gent?
Op het moment dat de eerste uitslagen officieel op de burgers losgelaten worden worden verrijst de politiek uit zijn kunstmatige coma en begint de poppenkast van winnaars en verliezers. Dan hervinden alle politiekers hun gigantische ego’s en zullen de kiezers vaststellen dat ze weer zes jaar onder een Nieuw Grote Gelijk zullen gebukt gaan, zonder inspraak.
Dan kunnen de kiezers hoogstens weemoedig mijmeren over die paar uurtjes gelukzaligheid tijdens het Grote Gat.